Het opzeggen van een overeenkomst van opdracht leidt vaak tot discussies. Met name over de vraag hoe dat moet worden afgewikkeld en welke (financiële) gevolgen zoals bv. vergoeding van schade daaraan gekoppeld kunnen of moeten worden. Hoewel het oplossen van zo’n discussie zonder juridisch wapengekletter de voorkeur verdient, lukt dat lang niet altijd.
31 augustus 2016
De rechtbank Noord-Holland boog zich dit jaar over de opzegging door een consument van een overeenkomst die hij had gesloten. Afgesproken was om onder begeleiding van een personal trainer fitness-sessies af te werken.
Het was een overeenkomst voor de duur van drie maanden en het fitnesscentrum stelde dat op de overeenkomst de algemene voorwaarden van het fitnesscentrum van toepassing waren verklaard en dat ze ook waren verstrekt. Het ging om 2 uur per week tegen een bedrag van € 60,- per uur. De consument was bij nader inzien niet zo gelukkig met zijn keuze voor de overeenkomst en zegde voorafgaande aan de ingangsdatum op. Hij heeft dus geen enkel trainingsuur bij de opdrachtnemer gedraaid. Een reden voor opzegging was dat hij er financieel niet sterk voor stond en de fitness daarom niet haalbaar was vanwege andere uitgaven. Verder gaf hij aan dat hij te impulsief akkoord was gegaan met de overeenkomst. Het fitnesscentrum liet het er niet bij zitten en meldde dat de geplande trainingen gewoon door konden gaan.
Vervolgens deelde de consument mede dat hij een blessure had en de trainingen wilde uitstellen naar een jaar later. Daarbij werd een verklaring van een behandelaar verstrekt om de blessure te kunnen staven.
Het fitnesscentrum stuurde drie (maandelijkse) facturen met een totaalbedrag van € 1.560,- die de consument niet betaalde. Hij werd gedagvaard. In de algemene voorwaarden had het fitnesscentrum opgenomen dat de betalingsverplichting doorliep bij ziekte, blessures of andere afwezigheid. De kantonrechter parafraseert dat door aan te geven dat het fitnesscentrum vond dat tussentijdse opzegging van de overeenkomst niet mogelijk was. De consument stelde dat de algemene voorwaarden niet van toepassing waren, deed een beroep op dwaling en stelde dat hij de training had afgezegd/opgeschort vanwege een blessure. Verder voerde de consument aan dat hij al vóór de ingangsdatum van het contract had opgezegd, zodat het fitnesscentrum geen enkele training heeft hoeven inplannen en dus geen kosten heeft hoeven maken. De overeenkomst is zoals dat was te verwachten door de kantonrechter aangemerkt als overeenkomst van opdracht.
De wet (artikel 7:408 lid 1 BW) bepaalt dat de opdrachtgever, in dit geval dus de consument, te allen tijde de overeenkomst kan opzeggen. De opzegging van de consument (vóór aanvang van de trainingen) beschouwde de rechter dan ook als een rechtsgeldige opzegging. Verder regelt de wet (artikel 7:408 lid 3 BW) dat de niet-professionele opdrachtgever, met een ander woord de consument, bij een opzegging geen schadevergoeding is verschuldigd. De wet bepaalt ook (artikel 7:413 lid 1 B.W.) dat daarvan – als de opdrachtgever consument is – niet mag worden afgeweken en dus ook niet in een overeenkomst of algemene voorwaarden. In artikel 7:411 lid 1 BW is geregeld dat indien een opdracht eindigt, voordat die is volbracht of de tijd waarvoor zij is verleend, is verstreken en de verschuldigdheid van het loon ook afhankelijk is van de volbrenging of van het verstrijken van die tijd, de opdrachtnemer recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen deel van het loon.
Echter, in dit geval gaat die vlieger niet op, aldus de rechter, omdat de afgesproken vergoeding niet afhankelijk is gesteld van het behalen van een bepaald resultaat (bv 10 kg gewichtsverlies) of van het verstrijken van een bepaalde tijdsperiode. In dit geval diende namelijk een vergoeding te worden voldaan per uur. De aanspraak op die vergoeding ontstaat dan gaandeweg de opdracht en wordt maandelijks afgerekend. Er is door de consument opgezegd voordat de sessies zijn gestart. Het fitnesscentrum kon daarom geen aanspraak maken op loon. Indien het loon is gekoppeld aan de te werken uren, dan heeft de opdrachtnemer in principe recht op loon tot de datum van beëindiging. Echter, in dit geval was er al opgezegd vóór aanvang van de overeenkomst en kwam de rechter dus niet toe aan toekennen van loon.
Het beroep van het fitnesscentrum op de algemene voorwaarden werd verworpen omdat de wettelijke regeling bij opzegging van een opdracht door de consument dwingend recht is (artikel 7:413 lid 1 B.W.), zodat het fitnesscentrum op van de wet afwijkende algemene voorwaarden geen beroep kon doen. De rechter hoefde daarom niet meer te oordelen of de algemene voorwaarden überhaupt van toepassing waren. De rechtbank merkt ook op dat (in geval van opzegging) de consument wel de onkosten verbonden aan de uitvoering van de opdracht voor zover niet in het loon begrepen (artikel 7:406 lid 1 BW) en een vergoeding voor de in artikel 7:406 lid 2 bedoelde schade die het gevolg is van de verwezenlijking van een aan de opdracht verbonden bijzonder gevaar verschuldigd kan zijn. Dergelijke onkosten of schade zijn in deze zaak echter niet geclaimd door het fitnesscentrum en dus niet toegewezen.
Het is dus voor iedereen die opdrachten voor consumenten uitvoert van belang, om er rekening mee te houden dat zij altijd kunnen opzeggen en geen schadevergoeding verschuldigd zijn. Eventueel kunnen wel kosten aan de orde zijn zoals omschreven in 7:406 B.W. Als, zoals in dit geval, op uurbasis gefactureerd wordt, hoeft de consument bij opzegging van de opdracht alleen de gewerkte uren te betalen.
Ewald van Sark
Jurist FNV Zelfstandigen