Als procesjurist krijg ik regelmatig dossiers van leden (zzp’ers) ter beoordeling met de vraag of ze als opdrachtnemer recht hebben op schadevergoeding, omdat de opdrachtgever de overeenkomst heeft opgezegd (per direct of met een opzegtermijn), waardoor de afgesproken looptijd van het contract niet wordt gehaald.
9 maart 2017
Een fulltime klus van een half jaar wordt bijvoorbeeld na vier maanden stopgezet, waardoor de zzp'er voor zijn gevoel twee maanden inkomsten misloopt (zonder dat hij meteen een andere klus heeft voor die twee ‘gemiste’ maanden). Of een parttime klus voor onbepaalde tijd (zoals het optreden als pers- en publieksvoorlichter voor een samenwerkingsverband van aannemers bij een groot langlopend bouwproject), wordt kort na de start van het project al beëindigd. Vaak heerst er bij de zzp’er dan een gevoel van onmacht, onrecht en benadeling. Bij het aannemen van zo’n opdracht wordt immers gerekend op bepaalde inkomsten. Die inkomsten zijn niet altijd gekoppeld aan een uurvergoeding, maar vaak ook aan de prestatie als zodanig (bijvoorbeeld een trainingsacteur die een vast bedrag afspreekt met zijn opdrachtgever voor zijn aandeel in een personeelstraining, los van de vraag hoeveel voorbereidingstijd daarmee is gemoeid en hoe lang die training duurt), of het behalen van een bepaald resultaat (bijvoorbeeld een verhuurmakelaar die een commissie ontvangt op het moment dat hij een huurder heeft gevonden voor het bedrijfspand van zijn opdrachtgever).
Er zijn natuurlijk ook gevallen waarin de zzp’er/opdrachtnemer de overeenkomst met zijn opdrachtgever opzegt en zijn werkzaamheden voor de opdrachtgever staakt, waarbij die opdrachtgever betwist dat de zzp’er daartoe gerechtigd is en een schadeclaim bij hem neerlegt (bijvoorbeeld omdat van gewichtige redenen, zie hierna, geen sprake is). Dan is er mogelijk sprake van schuldeiserverzuim bij de zzp’er (zie art. 6:58 en 6:59 B), en kan de opdrachtgever tot ontbinding van de opdrachtovereenkomst wegens contractsschending overgaan (art. 6: 265 e.v. BW), zodat hij bevrijdt wordt van zijn eigen betalingsverplichting jegens de zzp’er en hij de met die ontbinding gemoeide schade kan vorderen van de zzp’er.
Een zzp’er kan natuurlijk ook opdrachtgever zijn van een andere zzp’er/opdrachtnemer en in die hoedanigheid tot opzegging van de opdrachtovereenkomst overgaan, waarna die ander een schadeclaim bij hem neerlegt.
Hoe worden zulke schadeclaims beoordeeld en welke lessen kunnen we daaruit trekken voor de dagelijkse praktijk? Daarvoor moeten we eerst kijken naar de wettelijke regeling. Vervolgens moeten we de vraag stellen of en in hoeverre partijen daar contractueel van kunnen/mogen afwijken. En als dat zo is, wat moet je dan opnemen in je contract?
Op grond van de wet (art. 7:408 jo. 413 BW) geldt het volgende:
Voor de natuurlijk persoon die wél handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (zoals een zzp’er, die dus zowel opdrachtgever als opdrachtnemer kan zijn) geldt:
Op grond van de wet moet je dus twee situaties onderscheiden:
Voorbeeld 1
Je sluit als opdrachtgever een overeenkomst voor een half jaar met een zzp’er/financieel strategisch consultant. Het komt er op neer dat die zzp'er in dat half jaar in maximaal 800 uur een rapport moet opleveren met concrete voorstellen over een nieuwe ondernemingsstrategie en de bijbehorende inrichting van de organisatie.
De zzp’er bepaalt zelf hoe hij die uren over dat half jaar verdeeld. In het uurtarief is ook rekening gehouden met kosten die de zzp’er mogelijk zelf nog moet maken voor deze klus, zoals kosten voor juridische en fiscale adviezen. Hij heeft een duidelijke resultaatsverplichting. De overeenkomst eindigt in beginsel van rechtswege na verloop van dat halve jaar. Als de opdrachtgever na twee maanden besluit de opdrachtovereenkomst per direct op te zeggen (bijvoorbeeld omdat een nieuwe bestuursvoorzitter vindt dat zo’n rapport geen meerwaarde heeft), dan eindigt de opdracht tussentijds na twee maanden (zie art. 408 lid 1 BW).
Toch vloeit uit de aard van deze overeenkomst voort (opdracht voor bepaalde tijd, fulltime, resultaatsverplichting, zzp'er bepaalt zelf hoe hij de declarabele uren over dat half jaar verdeelt, in zijn tarief zijn ook onkosten begrepen) dat zo’n tussentijdse opzegging per direct leidt tot schadeplichtigheid jegens de zzp’er. Die heeft gerekend op bepaalde inkomsten voor de resterende vier maanden, waarbij hij ook geen andere klussen heeft aangenomen of andere klussen heeft laten schieten of heeft opgeschoven in de tijd, zonder dat hij die weer naar voren kan trekken, en heeft in die eerste twee maanden mogelijk al relatief veel onkosten moeten maken.
Voorbeeld 2
Een ander voorbeeld: als je als opdrachtgever of opdrachtnemer een contract voor onbepaalde tijd, dat al vijf jaar loopt, met onmiddellijke ingang opzegt, dan kan het feit dat je geen redelijke opzegtermijn in acht neemt, wanprestatie opleveren. Je stelt je wederpartij dan immers voor een voldongen feit, zonder dat die tijdig heeft kunnen anticiperen op die beëindiging, bijvoorbeeld door het zoeken van een andere klus of het zoeken van een vervangende zzp’er.
Artikel 7:411 BW
De wet kent in art. 7:411 BW nog een speciale regeling over het recht op loon bij voortijdige beëindiging van de opdracht. In ons geval gaat het dan om voortijdige beëindiging door opzegging. Let wel: schadevergoeding kan natuurlijk meer omvatten dan gederfd loon, zoals vergoeding van gemaakte onkosten, gederfde winst en immateriële schade. De regeling van art. 7:411 gaat echter alleen maar over gederfd loon. Bovendien heeft die regeling uitsluitend betrekking op situaties zoals bij eerder genoemde trainingsacteur en eerder genoemde bedrijfsmakelaar, die pas recht hebben op loon als de acteeropdracht is uitgevoerd of als een huurder voor het bedrijfspand is gevonden; de regeling geldt niet voor de opdrachtnemer die gewoon per uur wordt betaald door de opdrachtgever.
Als de opdrachtgever van de trainingsacteur één dag voor de personeelstraining de overeenkomst opzegt, omdat de acteersessies toch te confronterend worden geacht voor het personeel, terwijl de acteur al acht uur voorbereidingstijd heeft besteed aan overleg met de docenten, het maken of selecteren van ondersteunende acteersessies en het uitzoeken van de juiste attributen, dan zou hij voor die tijdsbesteding geen enkele vergoeding ontvangen. En als het pand uit de verhuur wordt gehaald, omdat de opdrachtgever heeft besloten het pand toch te verkopen of zelf in gebruik te nemen, dan zou de makelaar voor de reeds geleverde inspanningen (bezichtigingen, maken van presentatiemateriaal etc.) geen enkele vergoeding ontvangen.
Op grond van dit wetsartikel hebben zij toch recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon, afhankelijk van onder meer de reeds verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd. De opdrachtnemer heeft recht op het volle loon, indien het einde van de overeenkomst aan de opdrachtgever is toe te rekenen en de betaling van het volle loon, gelet op alle omstandigheden van het geval, redelijk is. In het voorbeeld van de trainingsacteur lijkt een aanspraak op het volle loon zeker kansrijk, want hij zal, na het aanvaarden van de acteeropdracht, de geplande trainingsdag hebben geblokkeerd in zijn agenda en andere acteeropdrachten voor die dag hebben geweigerd. Hij zal waarschijnlijk ook geen vervangende opdracht meer kunnen krijgen voor die dag.
De regeling in de wet is grotendeels van regelend recht, wat betekent dat partijen in hun contract daarvan kunnen afwijken, of die in hun contract kunnen aanvullen. In veel gevallen is het verstandig om dat te doen, want op grond van het voorgaande mag je concluderen dat uit die wettelijke regeling niet snel schadeplichtigheid voortvloeit, ondanks dat het rechtvaardigheidsgevoel misschien anders aangeeft. Bovendien spelen de specifieke feiten en omstandigheden van het geval een belangrijke rol bij de vraag (die dus pas áchteraf opkomt) of een op grond van art. 7:408 BW geoorloofde opzegging toch wanprestatie oplevert. Partijen willen meestal liever vóóraf weten waar ze aan toe zijn in geval van opzegging.
Een contract is maatwerk en moet dus worden ingericht naar de specifieke wensen en eisen van partijen. Dat geldt ook voor het deel dat handelt over het opzeggen van de overeenkomst en de financiële gevolgen daarvan. Met de wettelijke regeling in het achterhoofd, kunnen de volgende opties worden genoemd om bij het sluiten van een contract van die wettelijke regeling af te wijken of die regeling aan te vullen (zonder uitputtend te zijn), en op die manier zoveel mogelijk duidelijkheid vooraf te scheppen:
Marcel van der Zande
Jurist